Emile Seipgens
Profiel
Achternaam: Seipgens
Roepnaam: Emile
Voornamen: Emile Antoon Hubert
Geboren: 16-08-1837
Te: Roermond
Overleden: 25-06-1896
Te: Leiden
Pseudoniem(en): Voor zover mij bekend heeft Emile Seipgens niet onder pseudoniem gepubliceerd.
Voor tweedehands boeken | Ook van Emile Seipgens |
Raban Internet Antiquariaat | Klik hier ! |
Werk
Proza
- Limburgsche legenden (1857)
- Uit Limburg: novellen en schetsen (Komedianten/De heeren von Wiedenholt/Toen Leneke dood was/De kapelaan van Bardelo) (1881)
- In en om het kleine stadje: Limburgsche schetsen en novellen (1887)
- Langs Maas en Geul (1890)
- Jean / 't Stumpke / Ha wioe-ho! (1893)
- Een Wilde-Rozenkrans (1894)
- Daniël (1897)
- De kapelaan van Bardelo (1898)
- Een immortellenkrans: laatste novellen (1898)
Toneel
- Les philosophes (1855)
- Schinderhannes: opera-bouffe in twee aktes (1864)
- Een Fransch krijgsgevangene: blijspel met zang, in een bedrijf (1871)
- De leste schlaag of vrije verkiezingen in Limburg: komedie in 3 akten : (in Roermondsch taaleigen) (1872)
- De watermolen aan de Vlierbeek: drama in vier bedrijven (1875)
- Philip van Artevelde: De Ruwaard van Vlaanderen (geschreven in 1886 niet gepubliceerd)
- Rooie-Hannes: tooneelspel (1888)
Overig non-fictie
- Oefeningen, behoorende bij de Hoogduitsche spraakkunst voor eerstebeginnenden van E.A.H. Seipgens (1883)
Vertalingen/bewerkingen
- S.H. Mosenthal, Der Sonnwendhof: Volksschauspiel in fünf Aufzügen (1882)
- Karl Gutzkow, Uriel Acosta: Trauerspiel in fünf Aufzügen (1882)
- Gottfr. Kinkel, Otto der Schütz: eine rheinische Geschichte in zwölf Abenteueren (1886)
- De kapelaan van Bardelo: tonelen uit Limburg (in moderne spelling omgezet door Paul C.H. van der Goor) (1977)
Bloemlezingen
Tijdschriften
- Emile Seipgens debuteerde met gedichten in de 'Volks-almanak voor Nederlandsche Katholieken in het jaar des Heeren 1857'.
- Emile Seipgens publiceerde in 'De Vlaamsche school', 'De Gids', Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift', 'Eigen Haard', 'De Amsterdammer', Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde', 'Almanak van het Nut', 'de Kunstkroniek', 'Nederland'.
- 'De kapelaan van Bardelo' verscheen in vijf delen als feuilleton in 'Eigen haard'.
Over Emile Seipgens
- Jan ten Brink, 'Levensbericht van Emile Anton Hubert Seipgens. 16 Augustus 1837-25 Juni 1896.' in 'Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde' (1897)
- Paul C.H. van Goor, 'Emile Anton Hubert Seipgens, Zijn leven, zijn werk' in een heruitgave van 'De kapelaan van Bardelo' (1977)
- Jan Huykens e.a., 'Emile Seipgens 150 jaar' (1987)
Diversen
- In Roermond staat - op de hoek van de Varkensmarkt en de Markt - een bronzen beeld van Emile Seipgens. In de Brugstraat staan enkele beelden van figuren uit 'Schinderhannes'.
Prijzen
- Met 'Een Fransch krijgsgevangene' won het Roermondse gezelschap 'La Société Dramatique Utile Dulci' in 1873 een internationale toneelwedstrijd in Brussel.
Opmerkingen
- Emile Seipgens was de oudste zoon van Hendrik Seipgens (bierbrouwer) en Theresia van den Broek (dochter van een bierbrouwer). Hij werd geboren aan de Jesuïtenstraat 7 in Roermond. Op deze plek is een gevelsteen aangebacht die deze gebeurtenis herdenkt.
- Emile Seipgens ging in Roermond naar de lagere school en daarna naar Rolduc. Na drie jaar stapte hij over naar het gymnasium op het Bisschoppelijk college in Roermond. Wellicht wilde hij (toch) geen priester worden. Het ligt voor de hand dat te denken, omdat de echo's daarvan doorklinken in later werk.
- In 1855 was hij mede-oprichter van het Roermondse letterkundige genootschap 'De Lelie'.
- Hij ging kort in de leer bij een Roermondse notaris. In 1856 stapte hij over naar de bedrijfsopleiding van de brouwerij van zijn vader. In 1859 kreeg hij - samen met zijn zwager' de leiding over de brouwerij.
- Hij trouwde op 16-08-1860 in Lingen in Duitsland met de Duitse Anna Maria Berentzen. Ze kregen vier kinderen.
- Hij schreef de opera-bouffe 'Schinderhannes', waarin hij de conservatieve katholieke gemeenschap in Roermond op de hak nam. De opera was in dialect geschreven, maar de duivel sprak Nederlands!
- Hij was voorzitter van het Roermondse gezelschap 'La Société Dramatique Utile Dulci'.
- Op zijn 37e begon hij aan een studie Duits in Göttingen. Daar studeerde één en behaalde daarna zijn MO-akte Duits in Nederland.
- Hij werkte in 1876 enkele maanden in Tiel als hulpleraar Duits en zeven jaar in Zuthpen als leraar Duits aan de Rijks H.B.S. In 1883 werd hij leraar Duits aan de Rijks H.B.S. in Leiden.
- Hij was vanaf 1892 secretaris van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.
- Emile Seipgens werd begraven in een familiegraf op de begraafplaats Groenesteeg in Leiden.
Anderen over Emile Seipgens
- Seipgens was een zelfgevormd kunstenaar, en daarenboven een
grondig kenner der Duitsche taal en letteren. In kleineren kring
onder zijne vrienden en kennissen gaf hij daar meermalen de ondubbelzinnigste
bewijzen van. Hij onderscheidde zich daarenboven door zijne belangstelling
in kevers en gevleugelde insekten, en was gunstig bekend in de
kleine wereld der coleopterologen. Bij al zijne talrijke uitstapjes
te voet deed hij zijn uiterste best zeldzame variëteiten
van kevers te vangen. Hij ving ze in hun snorrende vaart door
de lucht met zijn hoed, en bewaarde ze in een fleschje met spiritus,
dat hij altijd bij zich droeg. En ook hier legde hij dezelfde
nauwkeurigheid en denzelfden zin voor orde aan den dag, die al
zijn werk kenmerkte. Al zijne handschriften zijn met duidelijke,
gelijkmatige letter geschreven. Zijne notulen en aanteekeningen
voor de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde waren staaltjes
van schoonschrijfkunst.
Zijn naam als Limburgsch poëet, als Limburgsch blijspeldichter, als Limburgsch novellist inzonderheid, zal niet verloren gaan. En de geschiedschrijvers der Nederlandsche Letteren zullen getuigen, dat Emile Seipgens door zijn degelijk talent zich eene eervolle plaats in de annalen onzer litteratuur heeft veroverd. (Jan ten Brink, Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1897) - Eigenlijk dient nog gezegd te worden, dat vele zijner liedjes in dialekt, zonder uitgegeven te zijn, voortleven in den mond van het Limburgsche volk. (F. Jos van den Branden, J.G. Frederiks, Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde)
- Genoot destijds een goede reputatie als realistisch heimatverteller; ook zijn gedichten in Limburgs dialect werden zeer geprezen. Zijn oudere werken zijn meestal anticlericaal getint, wat enkele ervan ongeschikt maakt voor katholieke lezers. (Lectuur repertorium, 1954, blz. 2235)
- Schrijver van een groot aantal voornamelijk in Limburg spelende novellen, waarin kleingeestigheid en kleinsteedsheid werden gehekeld, maar waarvan de bekendste handelden over geloofs- en roepingstwijfels bij priesters. Tevens auteur van enkele toneelstukken, waarvan 'Schilderhannes' op gezette tijden nog in Roermond wordt opgevoerd. (Adri Gorissen, Limburgs literatuur lexicon, blz. 337)
Mijn favoriete citaat
Toen de klok drie sloeg, zei een der doodgravers: Laat ons nu de ketter maar in de grond stoppen. Enige mannen en vrouwen, de nieuwsgierigsten uit de hoop, drongen met de dragers binnen. Dezen tilden 't lijk, dat nog altijd in 't bed lag, in de kist van ruwgeschaafde planken, die de timmerman op last van de pastoor had ineengeslagen. Hij is niet zwaar, lachte een, men kan wel voelen dat de ziel er uit is! Toen men 't lijk wilde wegdragen verscheen plotseling de pastoor. Niet door de deur! riep hij, dit is hij niet waardig! Dan door 't venster! riep de lachende drager van zo even. Een ander opende 't venster en men schoof de kist zo onzacht naar buiten, dat ze in 't tuintje viel. 't Was dooiweer en 't slijk spatte op de menigte, die met een angstkreet uiteenstoof.
Zonder gebed, zonder lijkzang, droeg men de baar door de donkere straat. De menigte volgde zwijgend. Op 't kerkhof was de muur tussen 't oude en 't nieuwe gedeelte half afgebroken. Een open kuil, in een hoek van het nog niet ingezegend stuk grond, toonde de plaats waar Peter rusten zou. Met de kop naar onder! riep er een uit de hoop. De dragers zetten de baar neer, en de menigte keek vragend de pastoor aan. Daar deze niet antwoordde, haalde men spade en houweel en maakte de kuil dieper. Een, twee, drie! riep een der dragers, en met een bons stiet men de kist, het hoofdeinde naar beneden, in de aarde. Maakt het gat maar dicht, zei de pastoor. Toen keerde hij zich om en liet de menigte alleen. Men vulde 't gat en de begrafenis was zonder enige ongeregeldheden afgelopen. (Emile Seipgens, De kapelaan van Bardelo, blz. 52)Bronnen o.a.
- Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (1897)
- Lectuur repertorium (1954)
- Adri Gorissen Limburgs Literatuur Lexicon (2007)
- Website van de Koninklijke Bibliotheek (januari 2024)