Beyer knikt zwijgend, en je gaat naar binnen,
naar binnen in de stalhouderij van Beyer!
Er ligt turfmolm op den vloer waar je voetstap in uitbluscht,
er hangen zadels aan de witte muren, zadels, toomen en halsters.
En dan eindelijk, als je wat gewend bent aan het donker,
zie je de paarden... en schrikt!
Zij hebben alle de koppen half omgewend
en kijken je aan met hun groote, glanzende oogen... Wat een oogen!
Net een klein, diep meer is zoo'n paarden-oog,
waar vele vliegen langs de oevers heen en weer loopen.
Je komt wat dichterbij,
want een paard zit vast met zijn kop aan een ketting, moet je
weten.
Wat een kop! en wat een pooten!
Een paard heeft geen pooten, zegt Beyer die naast mij is komen
staan,
een paard heeft beenen en een paard heeft een hoofd.
Het is een 'edel dier', wat de mensch niet is.
(Godfried Bomans,
werken I, blz. 680, Dagboek van een gymnasiast)
Interview met Herman Finkers
door Robert en Raymond uit groep 8 van 'De negen wieken' in Winsum.
Wat is uw lievelingsdier?
H.F.: Paard.
Wat is uw hobby?
H.F.: Paardrijden
Wat is uw grootste wens?
H.F.: Een paard.
Wat is uw lievelingseten?
H.F.: Paard.
Waar baalt u van?
H.F.: Als het paard op is.
(Herman Finkers,
Ich bin ein Almeloër, blz. 41)
De meeste kans om tegenwoordig
in de stad nog een paard tegen te komen
heb je in een kroket van de automatiek.
(Midas Dekkers, geciteerd
in Volkskrant Magazine, 24-03-2001)
Helder draven, met hun felle
staarten
recht omhoog in de ontstelde lucht,
paarden door de donkergroene zwaarte
van de weide; dreunend en geducht
slaat hun hoefslag op de vaste aarde.
(J.W. Schulte Nordholt,
De paarden (fragm.), Levend landschap, blz. 6)
Paardevlees
Het is duidelijk dat paardevlees mij slecht bekomt.
Toch eet ik het. Ik krijg er buikkrampen van.
Aan het dessert heb ik gewroken met dit distichon: Mijn diner laat mij achter met een kwellende vraag
Ik had paard op mijn bord en nu steigert mijn maag. (Victor Hugo,
Zelf gezien, blz. 297, 1 januari 1871)
Paniek
Paniek zaai ik niet.
Dat komt niet bij me op.
(Kadé Bruin,
Gekken zijn er in alle staten)
Papegaaien
Ik weet alleen dat ik word gezien wanneer groepen papegaaien
uit de bomen opvliegen:
kleurrijk fruit dat door schudden aan de stam de hemel in valt.
(Pauline Slot,
Zuiderkruis, blz. 92)
Paradijs
Het paradijs ontstaat pas op het moment dat je het
verlaat of in de tijd voordat je het betreedt.
Evenmin als de hel is het paradijs de werkelijke ruimte waarin
je verblijft.
Het paradijs lag altijd al aan gene zijde en het zal daar ook
wel eeuwig blijven.
Zo staat het nu eenmaal met volmaakte zaken.
(Connie Palmen, De vriendschap,
blz. 235)
Heeft u weleens nagedacht over degene die het paradijs
bedacht heeft?
Een plek zonder misverstanden?
De mateloze verveling die daar moet heersen kan alleen maar als
straf bedoeld zijn.
Zoiets kan alleen een heel slechte schrijver verzinnen.
(Cees Nooteboom, Paradijs
verloren, blz. 156)
Parfum
Ik heb nog nooit parfum voor mijn vrouw gekocht.
Eén keer deed ik een poging.
Ik stond in de breekbare vrouwenatmosfeer van zo'n winkel
met een piepklein flesje in mijn hand.
Ik schatte het op f4,95, maar de winkelier wilde f95,-.
En omdat ik maar een tientje te besteden had, ging het niet door.
(A.L. Snijders, Heimelijke
vreugde 1, blz. 16)
Partij
Wie heeft er gelijk? Voor wie trekt u partij?
Een van de grootste misverstanden van ons leven is dat we altijd
partij willen trekken.
(Wim Kan, De dagboeken
van Wim Kan 1968 - 1983, 09-10-1973, blz. 112)
'Vormen kunnen veranderen,'
houdt Drees de SDAP-partijraad voor op de laatste openbare bijeenkomst
in juli '40,
'en dat geldt ook voor onze partij.
Toen Marx aan Freilingrath eens
schreef over de partij,
antwoordde deze dat hij niet meer tot een partij-organisatie behoorde.
Marx antwoordde hem:
het gaat mij niet om een of andere vereniging, maar om het beginsel
dat je aanhangt.
Als ik zeg "partij", dan bedoel ik dat in de grote historische
zin van het woord.
In die zin en niet als organisatie is onze partij onverwoestbaar.'
(John Jansen van
Galen en Herman Vuijsje,
Willem Drees, Wethouder van
Nederland, blz. 50)
Pasen
Veel confessionele politici hebben het uitsluitend
aan de Opstanding te danken,
dat Jezus zich niet in zijn graf omkeert.
(Alexander Pola,
Mengvoer)
Vrolijk pasen
Voor Ethiopiërs die van
honger sterven
en voor de vluchtelingen uit Afghanistan,
voor dertienjarige soldaten uit Iran,
voor schoffies die in Bogotá de stad doorzwerven,
voor Thaise kinderslaafjes (van die damesjurken
uit Bangkok, die voordelig zijn voor C&A),
voor zwarten en gekleurden in Zuid-Afrika,
voor murw-gemartelde Chilenen, Tsjechen, Turken
en voor miljoenen meer, een godgeklaagde rij,
is na vandaag de lijdensweg nog niet voorbij. (Jan Boerstoel,
Meulenhoffs Dagkalender Nederlandse poëzie 1993, 11 april)
Paaseieren zoeken opscharreleieren.
(Kadé Bruin,
Uitsmijters van scharreleieren, blz. 59)
Pasen is het feest van de buitenlandse
toerist.
(VN, Terzijde,
29-03-97)
Vroeger waren met Pasen de eieren
verstopt en nu de wegen.
(VN, Terzijde, 10-04-99)
Eigenaardig heb ik als kind altijd
gevonden dat er gezegd werd dat Jezus drie dagen in het graf had
gelegen.
Als hij, dacht ik als kind, op vrijdagmiddag stierf en op zondagmorgen
weer opstond,
lag hij toch maar anderhalve dag in het graf?
(Maarten 't Hart, Een havik onder
Delft, blz. 211)
De juf praatte vanmorgen over
Jezus, die verrezen is om ons te redden.
Ze klonk heel ernstig toen ze dat deed.
Ze zei dat hij was opgestaan uit de dood.
Ik vond het niet eerlijk dat God alleen zijn eigen kind deed opstaan
uit de dood.
(Griet Op de Beeck, Kom
hier dat ik u kus)
Pausen
Er is ook, melden de zondagkranten, in recordtempo
een nieuwe paus gekozen,
een zekere kardinaal Albino Luciani.
Hoe lang zal deze poppenkast nog doorgaan?
Het is werkelijk een belediging voor de menselijke geest.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 329, 27-08-1978)
Die jongens en meisjes van Greenpeace.
Dat zijn de eerste echte evangelisten.
Als ik dan die paus weer zie,
net terug van een uitgebreid op de tv becommentarieerd bezoek
aan Ierland en Amerika,
word ik alleen maar licht misselijk.
Het ergste conservatisme, het eeuwenoude streven naar macht.
Natuurlijk verpakt in pseudo-humanitaire clichés.
Maar houd hem in de gaten.
De bossen waar het hout voor de brandstapels moet worden gekapt,
zijn al zorgvuldig uitgezocht.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 355, 9-10-1979)
De paus die, als hij in een ander
land komt,
na het verlaten van het vliegtuig de grond kust:
het summum van potsierlijkheid.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 445, 26-3-1985)
"De paus heeft een chronische
ontsteking van zijn blindedarm."
"Als jij zo vaak de grond had gekust lag je er al onder."
(Terzijde,
VN, 21-09-96)
Want een paus mag dan zegenende
handen hebben,
aan die handen horen wel per definitie een paar akelig scherpe
nagels te zitten,
want een paus is onvijlbaar.
(Herman Finkers,
Ich bin ein Almeloër, blz. 115, Zomaar een dak)
Pensioen
Het pensioen - de te lange epiloog van een niet-geleefd
leven.
(Herman Koch,
Makkelijk leven, blz. 12)
Personages
Wie zich in een van de getekende personages herkent,
beschikt over meer fantasie dan de auteur.
(Adriaan van Dis,
Palmwijn, blz. 4)
Pessimisme
Optimisme is nooit wetenschappelijk te verantwoorden.
Pessimisme wél.
(Alexander Pola,
Nou èn...? Handleiding voor optimisten, blz. 56)
Dit is het soort opmerking dat ik graag maak:
iemand zegt tegen mij: 'Jij bent een pessimist.'
'O ja,' zeg ik met infernale blik, 'met pessimisme kom je een
heel eind;
het is alsof je twee vliegen in één klap slaat.'
Koor: 'Hoezo?'
'Omdat je, als de toekomst er beroerd uit blijkt te zien,
heel zelfvoldaan kunt zeggen: "Ik heb het je gezegd,"
en als alles goed gaat, wel dan deel j in de tevredenheid van
alle anderen.'
(W.N.P. Barbellion, Dagboek
van een teleurgesteld man, 03-09-1916, blz. 267)
Peuteren
'Peuteren vind ik een heerlijk werkje,'zei hij.
Hij keek naar L.: 'Dat vind jij toch ook?'
'Ja,' zei ze. 'Maar Han heeft dat niet.'
'Heerlijk!' herhaalde hij. 'In je oor bijvoorbeeld vind je soms
de aardigste dingen!'
(J.J. Voskuil,
Capitulatie. Dagboeken 1955-1965, 16-07-1958, blz. 190)
Piano
De jeugd van tegenwoordig weet weinig met een piano
te beginnen,
waarschijnlijk omdat ze de rewind-toets nog steeds niet gevonden
hebben,
ha, ha, maar zij spelen voortreffelijk cassette
(J.H. Donner,
Na mijn dood geschreven, blz. 273, Blind, 11-7-1987)
Ze speelde een soort piano, waarop
je goed heilgymnastiek kunt doen,
maar alles leek me beter dan conversatie.
(Simon Carmiggelt, Allemaal
onzin, blz. 64)
Pijn
Het is een vergissing te denken dat ieder leed zijn
eigen pijn heeft.
Die pijn, dat was dezelfde vuile hond als altijd
en net als altijd leek het alsof hij me nooit meer zou verlaten.
(Connie Palmen,
I.M., blz. 272)
Pijn kent slechts toekomst en verleden;
de scheermesdunne haal van 't heden
maakt geen deel uit van de tijd,
maar is het zichtbaar teken van
't onmeetbaar kort moment
van zijn afwezigheid.
(Theo van Baaren, De steen
begon te bloeden, blz. 76)
Pijnlijk
Er zijn eigenlijk geen pijnlijke dingen,
wij maken ze pijnlijk door er niet over te willen spreken.
(Belcampo,
Al zijn fantasieën, blz. 240, De dingen de baas)
Piranha's
Hun bek staat open of ze kreten slaken,
Die smoren in het nat. Een kleine vin
Wuift loom. Ze hebben duidelijk geen zin
Iets gruwelijks te doen met stalen kaken.
(Patty Scholten,
De piranha's (fragm.), Ongekuste kikkers, blz. 15)
Plagen
Dat neemt niet weg dat ook de mens onderhorig is aan
de basisprincipes van de natuur.
Eén van die principes houdt in dat elke plaag zijn eigen
einde bewerkstelligt.
Er is een mensenplaag en die zal door ons eigen toedoen worden
beëindigd.
Een reeksmilieurampen bekroond door een kernoorlog
- alleen al uit nieuwsgierigheid zouden we deze film willen zien.
(Koos van Zomeren,
Een jaar in scherven, blz. 150, 10 juni)
Plagiaat
Gastin Durnez vertelde me dat alle gegapte en geplagieerde
boekjes nu worden uitgegeven in een pocketreeks,
onder algemene titel: "Pick-Pockets".
(Louis Paul Boon,
Boontjes 1966, 4/7, blz. 83)
Alle schrijvers graaien in dezelfde letterbak.
De kansberekening leert dat er om de zoveel tijd twee vergelijkbare,
ja zelfs identieke combinaties uit kunnen rollen.
(R.A. Basart, De laatste lach,
blz. 37)
Schrijvers, de goede en de slechte, ze stelen allemaal.
Maar de goede steelt zoals hij schrijft: gewetenloos.
Daarin onderscheidt hij zich van de slechte.
De slechte schrijver is bang. Dat is zijn slechte geweten.
Een slecht geweten is gebrek aan talent.
(R.A. Basart, De laatste lach,
blz. 39)
Als je van één overschrijft is 't plagiaat,
als je van twee overschrijft is 't een preek,
en als je van drie overschrijft is 't een dissertatie.
(Saul van Messel in R.A. Basart,
De laatste lach, blz. 56)
Plezier
De sterkste kern in een mens is dat hij iets wil meemaken
dat hij al kent. Dick Hillenius maakte een
onderscheid tussen herinneringsplezier en ontdekkingsplezier.
En de meeste mensen komen niet verder dan het eerste.
(J. Bernlef in een interview
door Jos de Man in de Volkskrant, 29-08-1987)
Plicht
Ik heb kracht tot zelfopoffering, maar niet altijd,
zelfs zelden tot eenvoudige plichtsbetrachting.
Ik zoude zooals de zeer menschkundige Lafontaine zegt,
kracht en moed hebben een rots te verzetten,
maar het dagelijksch verleggen van een veêrtje zoude mij
te zwaar vallen.
Het streelt de ijdelheid niet genoeg een kleinen pligt te vervullen!
'Laat dat gewone menschen doen!' zegt de verwaandheid,
'mij voegt ander werk' roept de trots,
'men zal van mij spreken' fluistert de eerzucht
en de heerszucht vleit zich 'ontzien te zullen worden.'
(Multatuli,
Liefdesbrieven, blz. 54/55, Brieven aan Everdine, 24 October 1845)
Onze plichten - dat zijn de rechten
van anderen op ons.
(Friedrich Nietzsche, Morgenrood,
blz. 85, Natuurlijke historie van plicht en recht)
Poep
Nu moet ik voor de tweede keer een drol van stront
maken.
Kon ik hem maar verkopen.
Wist je, dat inbrekers vaak van de spanning op het karpet gaan
zitten schijten,
en dat die drol hen verraadt?
Uit die drol kunnen ze bijvoorbeeld de bloedgroep vaststellen,
en natuurlijk wat iemand gegeten heeft,
en al zijn kwalen en kwaaltjes.
(Gerard Reve,
Brieven aan Matroos Vosch 1975-1992, blz. 67/68, 26 october 1976)
Een heerlijk gevoel is dat als
je leegloopt,
schijten is ongetwijfeld een van de prettigste dingen van het
leven, heel rustig lekker schijten,
alleen maar schijten, fijn nadenken, op de met plaatjes beplakte
muur kijken,
de krant of 'n boek lezen of alleen maar staren.
(Jan Cremer, Ik Jan Cremer
& Ik Jan Cremer tweede boek, blz. 268)
Hijgend stond ie op.
Het was precies gegaan zoals ie verwacht had.
Een harde keutel gevolgd door een lange zachte worst.
Zijn hol was een schrijnend middelpunt.
(Mensje van Keulen, Bleekers
zomer, blz. 10/11)
Van Gigh stond op van het toilet,
keek om en zei:
'Van iemand die dit in zich heeft, kan niemand houden.'
(L.H. Wiener, Nestor, blz.
278)
Poëzie
Lasteraars en dichters scheppen niet. Ze rangschikken.
(Multatuli,
Ideeën, eerste bundel, idee 244, blz. 164)
Er is niets poëtischer dan
de waarheid.
Wie dáárin geen poëzie vindt,
zal steeds een pover poëetje blijven daarbuiten.
(Multatuli,
Ideeën, eerste bundel, idee 263, blz. 168)
Dichters die poseren met een
grasspriet in hun mond
zouden veel meer hebben aan wat peper in hun kont.
(Koot & Bie,
Het groot bescheurboek, blz. 22, 1975)
Misschien wel het meest essentiële
verschil tussen proza en poëzie is,
dat je proza navertellen kunt en poëzie niet.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 172, 06-02-'78)
Het schrijven van een gedicht
is in feite naaktlopen met je hersens.
(Leo Vroman,
Gelders Dagblad, 17-01-1996)
Niemand praat het mij uit het
hoofd:
de poëzie is de grootste van alle kunsten.
Een kwartier Shakespeare is meer dan drie kwartier Beethoven.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 336, 12-9-1978)
Hoe eenvoudiger de poëzie
is die je probeert te schrijven,
hoe moeilijker het wordt.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 397, 20-1-1980)
Ik speelde de zoete, nette jongen
ondanks mijn neiging tot eigenaardige, macabere, bizarre denkbeelden.
Misschien heb ik wel het meest in mijn leven gehad aan de leraar
geschiedenis die op het bord schreef:
O = O. Onderwijzen is Overdrijven.
Dat heeft diepe indruk op me gemaakt.
Het besef dat je de dingen moet vervormen,
want als je het gewoon vertelt heeft het geen zin.
Poëzie is een speciale vorm van ongewoon vertellen.
In die zin wil ik poëzie altijd kunnen zien
als gecastreerde signalen van contactgestoorde mensen.
Onder de magische leuze, de magische letters O = O is mijn leven
veranderd.
(Gerrit Komrij,
De buitenkant, blz. 110)
Een eerste en laatste regel heb
je altijd wel bij de hand.
Het moeilijkste is wat ertussenin ligt te bedenken.
(Gerrit Komrij,
De buitenkant, blz. 124)
De Poëtische Zucht is voor
mij iets anders dan poëzie.
Ik vind poëzie geen flauwekul,
ik vind flauwekulpoëzie flauwekul.
(Gerrit Komrij,
De buitenkant, blz. 126)
Als je het werk van sommige
jonge dichters ziet,
denk je: ' 't is wel wat, maar 't wordt nooit wat.'
En bijna altijd komt dat uit.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 444, 26-3-1985)
Als je een gedicht wilt schrijven,
moet het,
voor je nog een letter op papier gezet hebt,
in je hoofd aanwezig zijn als 'een ritmisch skelet'
waar je dan de woorden omheen gaat draperen.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 447, 29-3-1985)
De briefwisseling tussen Yeats
en Dorothy Wellesley (vanavond uitgelezen)
inderdaad boeiend, maar ze gaat toch een tikje erg eenzijdig over
één soort poëzie:
die, welke ze zelf schrijven.
Pounds brieven zijn wat dat betreft aanzienlijk veelomvattender
en,
mede daardoor, instructiever.
Maar 'the natural words in the natural order - that's the formula',
zou natuurlijk boven het bed van iedere dichter moeten hangen.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 206, 23-03-1978)
Na afloop zei hij dat hij vooral
zo getroffen was door mijn 'Dode pissebed',
omdat wat ik daarin uitsprak zo helemaal overeenkwam met zijn
eigen opvattingen (over het leven).
Leuk natuurlijk, maar dan denk ik wel:
jongen, de kwaliteit van een gedicht wordt niet bepaald
door de meningen die erin naar voren worden gebracht.
Een heel gevaarlijk standpunt.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 338, 18-9-1978)
Sedert jaren vraag ik mij af
waartoe zulke dingen dienen,
en ik sta verbaasd over de onbeschaamdheid
waarmede een dichter of romanverteller u iets op de mouw durft
spelden,
dat nooit gebeurd is, en meestal niet gebeuren kan.
(Multatuli,
Max Havelaar, blz. 17)
Ik heb niets tegen verzen op
zichzelf.
Wil men de woorden in't gelid zetten, goed!
Maar zeg niets wat niet waar is.
'De lucht is guur, en 't is vier uur.'
Dit laat ik gelden, als het werkelijk guur en vier uur is.
Maar als 't kwartier voor drieën is,
kan ik, die mijn woorden niet in 't gelid zet, zeggen:
'de lucht is guur, en 't is kwartier voor drieën.'
De verzenmaker is door de guurheid van den eersten regel aan een
vol uur gebonden.
Het moet voor hem juist een, twee uur enz. wezen, of de lucht
mag niet guur zijn.
Zeven en negen is verboden door de maat.
daar gaat hij dan aan 't knoeien!
of het weer moet veranderd, òf de tijd.
Eén van beide is dan gelogen.
(Multatuli,
Max Havelaar, blz. 18/19)
Ek rym
Om een en ander aanmekaar te lym
(Elisabeth Eybers, Verklaring,
in De 100 beste gedichten van 1997 gekozen door T. van Deel, blz.
36)
Poëzie is verkeerd afgebroken
proza.
(Kees Stip, Geen punt, blz. 65)
Iedere intelligente uitspraak
over poëzie is bereid een kwartier later zelfmoord te plegen,
zo ook deze.
(Bertus Aafjes, Kleine katechismus
der poëzie: motto)
Voor dichters
is er in 800 jaar maar weinig veranderd,
getuige de beginregels van de 'Beatrys':
'Van dichten comt mi cleine bate'
(dichten levert me maar weinig op).
Jan Prins reageert hierop:
Bij dichten vondt ge weinig
baat.
Men gaf u, zegt ge, vaak den raad,
Uw dagen beter te besteden.
Het schonk u niet dan schraal gewin:
Al gaf men uit, het bracht niet in, -
En zoo, als toen, is het nog heden. (Jan Prins,
De dichter der Beatrijs (fragm.),
in: Theo Vesseur, kleine literatuurgeschiedenis in verzen, blz.
8)
Genoeg geweend,
sprak de volwassen geworden dichter streng:
tranen ga uit mijn ogen.
(Jan G. Elburg, toch nog een
morsig schip
- opgeruimde kanttekeningen, Maatstaf maart 1973, blz. 769)
Het schrijven van een goed gedicht
is meer geluk dan wijsheid.
(A. Roland Holst, Kort,
blz. 17)
Een dichter die niet dicht,
is als 'n voetballer
die is gedoemd tot de reservebank.
't Hoeft heus niet altijd op papier te komen,
als 't in je hoofd maar lekker vonkt en vlamt.
(C. Buddingh', Als poëzie
= energie (fragm.), De eerste zestig, blz. 55)
Dichten is net als koken:
je pleurt maar wat in de pan
als je koken kan.
(Riekus Waskowsky, Aars
poetica (fragm.), in: Volkskrant, 07-05-1999)
Die willekeur van afbreken van
regels bij de experimentelen, ik kan het niet begrijpen.
Zo'n experimentele dichteres, die breit maar door, waarschijnlijk
twee recht twee averecht.
Hebben ze dat rijm dan niet nodig? Je moet toch afhechten?
(Gerrit Achterberg in:
H.U. Jesserun d'Oliveira, Scheppen riep hij gaat van Au!, blz.
30)
Ik ben het eens met Marsman:
uiteindelijk zal alleen de dichter de dichter verstaan.
Maar veel lezers zijn passieve dichters. Ik neem het dus wat ruimer
dan Marsman.
(Gerrit Achterberg in:
H.U. Jesserun d'Oliveira, Scheppen riep hij gaat van Au, blz.
33)
Poëzie is een bijsluiter
zonder medicijn.
(Koos Geerds, in: Bloknoot,
mei 1992)
Het lijkt dat het lezen tijdverlies
is,
je bezighouden met poëzie lijkt niet zo'n relevante bezigheid.
Mijn stelling is dan dat het een enorme winst voor je kan zijn
om je door middel van poëzie in de zin van je eigen bestaan
te verdiepen.
Het zogenaamde tijdverlies kan zodoende wel eens een enorme tijdwinst
voor je betekenen.
(Koos Geerds,
Bloknoot, blz. 7, mei 1992)
Gedichten zijn de sprintnummers
van de literatuur.
(Daniël Billiet, geciteerd
in: Joke Linders e.a., Het ABC van de jeugdliteratuur, blz. 56)
Poëzie is: over goeie
regels ontevredener zijn
dan anderen, zodat je alleen héle goeie
overhoudt.
(Herman de Coninck, geciteerd
in: De 100 beste gedichten van 1998, blz. 14)
Dichten is droomen met open
oogen
en zoolang kijken, tot de starre wand
tusschen de dingen wijkt, en geen afstand
mij langer scheidt van gindsche bewogen
ruischende boomen... (W.
Hessels, geciteerd in C. Rijnsdorp, In drie etappen, blz.
118)
De mens is ellende uit vermaak
geboren. Het gedicht is Vermaak uit ellende geboren.
(J. Greshoff, Nachtschade,
blz. 83)
Dichter-zijn is geen beroep, geen bezigheid, geen roeping:
het is een toestand.
(J. Greshoff, Nachtschade,
blz. 88)
Poëzie is een poging om
de ellende van de wereld te bezweren met woorden die haar herscheppen.
(Rudolf van Lier, Tirade 215/216,
mei-juni 1976, blz. 347)
Sommige poëzie
is met een klein mondje
nog kleinere dingen zeggen
(Remco Campert, Luister goed
naar wat ik verzwijg, blz. 9)
Bij de dunne volkslaag die zich
intelligentsia pleegt te noemen
nam poëzie toenderijd dezelfde plaats in als vandaag de marihuana:
een bedwelmings- en ontsnappingsmiddel dat de sleur van het alledagsleven
verdraaglijk maakte.
(A. den Doolaard, Ogen op
de rug, blz. 19)
Ik denk dat poëzie een
soort religie voor ongelovigen is.
(Herman de Coninck, De flaptekstlezer,
blz. 21)
Als elke echte Hollandse jongen
is ook Bijkaart grootgebracht met de Hollandse poëzie.
Daarvan vond hij het meeste dat hij onder ogen kreeg niet mooi.
Ook dit is erg Hollands en het is de oorzaak dat de meeste Hollanders
ophouden met poëzie lezen,
zodra ze geen strafwerk meer hoeven te maken als ze het niet doen.
(W.F. Hermans, Boze brieven
van Bijkaart, blz. 328)
Ik ben opgevoed in de overtuiging
dat de bijbel een boek van poëzie is
en dat poëzie met godsdienst te maken heeft:
beide zijn aan het prelogische denken ontsproten,
beide hebben zich vertakt in het naoorlogse denken van mijn vader,
die schaduwrijke eik waar ik van afgevallen ben.
Wie het prelogische denken onzinnig vindt, vermoordt het kind
in zichzelf
en hoeft ook nooit meer een gedicht te lezen.
(Benno Barnard, Het gat in
de wereld, blz. 24)
Er bestaan geen experimenten
inzake poëzie,
om de eenvoudige reden dat poëzie altijd een experiment
is.
Zelfs voor de versteende rederijker.
Ieder dichter hoopt ten slotte altijd dat elk van zijn gedichten
zich zelf zal schrijven.
In datgene wat ons, vóór een vers er staat, ontsnapt,
ligt precies dat experiment.
(Karel Jonckheere, Miniaturen,
blz. 50)
I
Ik droeg ook een klein versje
van Richard Minne voor.
Ten eerste omdat daarin op eenvoudige wijze over de onleefbaarheid
van het leven gedicht wordt,
en ten tweede omdat je elke gelegenheid moet aangrijpen om muziek
te maken of poëzie voor te lezen,
twee kunsten met een aanzienlijke verzoeningsgraad.
(A.L. Snijders,
Heimelijke vreugde, blz. 187/188)
Poëzie was geluk, het
geluk om een paar woorden
te vinden die even bij elkaar wilden horen
voor de dood ons kwam halen,
(Rutger Kopland, Kaart van
een Grieks eiland (fragment), in 'tot het ons loslaat', 1997)
"Hebt u mijn laatste verzen
gelezen?"
"Zijn het uw lààtste? Hartelijk proficiat!"
(Gaston Durnez, dagboek van
een verwonde(rde), blz. 49)
Ik heb heel wat gedichten prachtig
gevonden door ze verkeerd te lezen.
De typografie suggereerde dat het vers onder aan de pagina ophield,
het eindigde aan flarden.
Later ontdekte ik dat ze op de volgende pagina gewoon doorliepen.
Er zijn gedichten die voor mij altijd onvoltooid zijn gebleven.
(A.L. Boom, De eenzame schaatser,
blz. 81)
Er is geen kunstvorm nuttelozer
dan poëzie.
Zelfs ballet wint het nog.
Gedichten zijn altijd meerlagig en onbegrijpelijk,
daarom raak je er nooit over uitgepraat.
En als je eens een gedicht meteen begrijpt (Toon Hermans),
dan blijkt het in de ban gedaan door de deskundigen (Komrij, Zeeman)
en kun je je nergens meer vertonen.
(A.L. Snijders, Een handige
dromer, blz. 79)
Poldermodel
Dat hele poldermodel heeft me altijd nonsens geleken.
Wij zijn eenvoudigweg een volk van zeurkousen,
die liever vergaderen dan ruziemaken
en nu dat tot een gunstige conjunctuur geleid heeft,
hebben ze dat ineens een naam en een aura gegeven.
(Nicolien Mizee,
Hoog en laag springen, blz. 209)
Polio
De familie staat rond het kinderlijkje
te bidden
en de dominee zegt: 'Kijk, de waarheid ligt weer in het midden.'
(Youp van 't Hek, Ergens in de
verte, blz. 7)
Politie
Eén van mijn grootste zorgen is
- en zal voorlopig zeker blijven -
het grote personeelstekort bij ons Amsterdams politiekorps.
(H. van der Molen,
hoofdcommissaris van politie van Amsterdam, nieuwjaarstoespraak
van 1958)
Deze regering kan ik in één
zin typeren:
overal politie, nergens gerechtigheid.
(Victor Hugo,
Zelf gezien, blz. 226, 8 april 1851)
'Ik vraag me af,' zegt Félicien,
'of we 't niet moeten melden aan de gendarmerie.
Maar ge weet hoe dat gaat, waar en waarom en hoe,
en voordat ge kunt asemen is er een namiddag naar de kloten
en wie gaat er voor mijn beesten zorgen?
(Hugo Claus, De geruchten, blz.
40)
Politiek
De politiek en het lot der mensen is in handen van
mannen zonder idealen en zonder grootheid.
Mensen van formaat doen niet aan politiek.
(Albert Camus,
Dagboek, blz. 39)
Sommige intellectuelen beschouwen de politiek als hun
kinderkamer;
je kunt er je fantasieën uitleven zonder rekening te houden
met de realiteit,
en je behoeft je niet te bekommeren om de rommel die je achterlaat.
(H. Drion, Aforismen, Hollands
maandbld, oktober 1966)
Post(bode)
Zie toch de postbode
zwoegend door het dorp gaan
voor hem geen carrière
alleen maar een loopbaan.
(Wim Meyles,
Spelen met woorden, blz. 11)
Post veroorzaakt een vreemd soort spanning en aan spanning
ben ik verslaafd.
Het is een eigenaardige zucht,
omdat de spanning waaraan je verslaafd bent
begeleid wordt door een even zo heftig verlangen om haar zo snel
mogelijk teniet te doen
en daarmee het genot om zeep te helpen.
(Connie Palmen,
De wetten, blz. 150/151)
Postzegels
'Mag ik tien postzegels van 15 van u,
maar geeft u me mooie
- het is voor een zieke.'
(G.K. van het Reve,
Nader tot u, blz. 86, Brief in de nacht geschreven)
'Over Engeland gesproken,'
zei oom Jos.
'ik heb een postzegel van koning George.'
Oom Cor zat meteen recht op zijn stoel. 'Oja? Hoeveel tandjes
had hij?'
'Weet ik niet', zei oom Jos. 'Hij had zijn bek niet open.'
(Peter Smit, in: Ik herinner
mij, blz. 146)
Praten
Hoe mensen het klaarspelen een heel leven vol te praten
zonder iets te zeggen, gaat mijn begrip te boven.
Mijn oom en tante beheersten dit spel tot in de perfectie.
Wat zij in de lengte konden vertellen, gebeurde nooit in de breedte.
Ter weerszij van de tafel vulden zij hun woonkeukenruimte met
een monotoon woordengezoem.
Ik heb er tijdens vakanties urenlang naar zitten luisteren
(Bergman,
De tijd te lijf, blz. 25)
Josefien heeft geen gevoel voor
detail.
De dingen die ze aan mensen vertelt missen elke samenhang.
Ze praat niet omdat ze graag met mensen wil praten,
dus omdat ze van mensen houdt of zoiets,
of omdat ze zo bedreven is in de retoriek,
ze praat om zichzelf niet te horen denken.
(Alex Boogers, Het waanzinnige
van sneeuw, blz. 27)
Het is je misschien wel eens
opgevallen dat wij een groot deel van de tijd langs elkaar heen
praten.
Jij bijvoorbeeld, geeft eigenlijk nooit antwoord op de vragen
die ik je stel,
maar op de vragen die je achter mijn vragen vermoedt.
Om jou niet in een lastig parket te brengen, praat ik dan maar
mee,
waardoor we aan het eind alle twee volkomen de kluts kwijt zijn.
(Nicolien Mizee, De kennismaking,
blz. 119)
Preken
Lekegebedje Verlos ons van de preektoon, Heer!
Geef ons natuur en waarheid weer! (P.A. De
Genestet, In: De wereld heeft twee aangezichten, Proza en
poëzie van 1700 tot 1880, blz. 166)
Antwoord van de poeet Uw preekkunst is een kunst gelijk het gouddraad trekken,
Dat is: een korte tekst heel lang en fijn te rekken. (Pieter
Langendijk, In: De wereld heeft twee aangezichten, Proza en
poëzie van 1700 tot 1880, blz. 13)
Predik het geloof totdat je het hebt, en dan zul je
het prediken omdat je het hebt!
(Friedrich Nietzsche, Morgenrood,
blz. 199, Afzijdig leven en geloven)
Pretparken
Als ik in een zonovergoten pretpark loop, dan zie ik
er alle drama's.
Ik zie een vijfjarig meisje achter een sorbet met haar grootouders
en zestien wespen.
Ik zie een bleek loenzend ventje met een knalgeel petje dat toch
van z'n ouders op de foto moet.
Zo gaat het, ook al hoor ik vreugdekreten, ik beleef angst, schuld
en pijn.
(Hans Dorrestijn,
"Aangehaald " uit de VPRO-gids, Gelders Dagblad, 28-09-96)
De liederlijkste uitwas van de vermaaksindustrie is
het pretpark, ook wel aangeduid als amusements- of recreatiepark,
een samenklontering van kermis, speeltuin, dierentuin en ranjatent.
(Bergman, De tijd te lijf,
blz. 135)
Dagje pretpark. Zo heet dat.
Niet praatpark of prietpraatpark of frietvraatpark,
gewoon pretpark.
(Bernard Dewulf, Kleine dagen,
blz. 23)
Principes
Ge weet toch wel wat principes zijn?
Zij komen in een conversatie weleens een enkele maal voor en dat
is niet prettig:
"Pardon meneer" zegt de anders zo goedmoedige oom Jacob,
"u randt mijn principes aan,"
en ieder zet het glas neer en kijkt ernstig voor zich uit.
(Godfried Bomans,
Korte berichten)
Principes zijn dingen die
men gebruikt om iets onaangenaams natelaten.
(Multatuli,
Ideeën, eerste bundel, idee 303, blz. 206)
Een principe is een stokpaardje
;
ik heb er nog nooit een hindernis mee zien nemen.
(P.V. Loosjes,
Maatstaf, december 1963)
Principes zijn er om ons te
bezinnen.
hoever wij ervan afwijken.
(Paul Schrooten,
Steel maar pijpen, regendief, aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch
bestek 1944-1974, blz. 140)
Je hebt niets aan ideeën
als je ze niet in zekere zin principeloos kunt behandelen,
er de betrekkelijkheid van kunt inzien.
Je moet beseffen dat een stel van je principes met elkaar in strijd
zijn
en dat je weliswaar drie mooie principes kunt hebben,
maar nooit alledrie tegelijk.
(Gerrit Komrij,
De buitenkant, blz. 138)
Wat heeft het voor nut beginselen
door te drijven
als daarmee de zaak waarom het begonnen is per saldo wordt geschaad?
(Drees geciteerd
in: John Jansen van Galen en
Herman Vuijsje, Willem Drees,
Wethouder van Nederland, blz. 123)
Het is hard om er voor de
maatschappij een overtuiging op na te durven houden en er naar
te durven handelen.
Je houdt de overtuiging natuurlijk voor je eigen geluk en dat
van je naasten,
maar de maatschappij heeft recht van commentaar.
(H.N. Werkman, Brieven van
H.N. Werkman 1940-1945, blz. 77, uit brief aan Paul Guermonprez,
18-06-1942)
Boos zijn ze alleen op mij.
Uit principe. Of uit lafheid. Maar dat is meestal hetzelfde.
(Karel Glastra van Loon,
De passievrucht, blz. 98)
Prinsen
Of om het uit te drukken met een van die rake zegswijzen
van de Oosterling:
Ik ben een prins. Jij bent een prins.
Maar wie voedert de ezels?
(Bertus Aafjes,
Morgen bloeien de abrikozen, blz. 5)
Problemen
De meeste mensen denken dat ze tachtig worden en handelen
daarnaar.
Als je je erop instelt dat je morgen dood gaat, bestaat er geen
enkel probleem meer.
(J.J. Voskuil,
Bijna een man. Dagboeken 1939-1955, 08-01-1955, blz. 573)
Prognoses
Steeds meer mensen beginnen te ontdekken,
dat 'doemdenken' gewoon een eenvoudiger woord is voor 'prognose'.
(Alexander Pola,
Nou èn...? Handleiding voor optimisten, blz. 73)
Proletariërs
Lenin had gelijk:
Proletariërs hebben behalve hun ketenen niets te verliezen.
(Lulu Wang, Het
Lelietheater, Een jeugd in China, blz. 78)
Promotie
Het Peter-principle:
iedereen maakt promotie totdat hij (of zij) zijn (of haar) niveau
van incompetentie heeft bereikt.
(Dr. Laurence J. Peter, geciteerd door Van Besouw in B&G,
mei/juni 1999)
Protestantisme
'Is het je wel eens opgevallen,' vroeg hij,
'dat het gebied van het protestantisme samenvalt met het glaciale
gebied in de ijstijd?
In Nederland loopt die grens precies door het midden:
waar het ijs lag is het protestantse territorium, tot in Hammerfest,
en waar het gras groeide het katholieke, tot in Palermo.
En waar woonde Calvijn?' schoot hem plotseling te binnen.
'In Zwitserland!
Het enige protestantse land in het katholieke gebied waar nog
steeds gletschers zijn!'
(Harry Mulisch, De ontdekking
van de hemel, blz. 52)
Pseudoniemen
Achter een pseudoniem
zit vaak een pseudoniemand.
(Gaston Durnez, dagboek van
een verwonde(rde), blz. 17)
Psychiaters
Gevaarlijk volk, overigens, die zich noemende psychiaters
die iedere roofmoordenaar in bescherming namen tegen de verdorven
maatschappij
die immers gegrondvest was op gewin, uitbuiting en het kneuzen
van de ziel van het kansarme kind.
(Gerard Reve, Het hijgend hert,
blz. 25)
Psychiater:
iemand die zijn cliënt zo gek moet zien te krijgen
dat hij weer gewoon doet.
(Fons Jansen, Hervormd Nederland,
27-04-1985)
Psychologen
Ik hou niet van psychologen.
Ze noemen een tafel een vierpoot en leunen triomfantelijk achterover,
alsof er iets is opgelost.
(Koos van Zomeren,
Een jaar in scherven, blz. 160, 25-06-1987)
Dokters konden me niet helpen,
al was de psigologie een prachtwetenschap
waardoor je precies kon lezen waarom je je de hele dag afrukte
en bij mooi weer altijd een depressie kreeg.
(G.K. van het Reve,
Nader tot u, blz. 47/48, Brief door tranen uitgewist)
Pubers
Er is een groepje pubers neergestreken in het plantsoen,
van waaruit nu een schaapachtig gemekker tot ons komt.
Wat is de puberteit toch een beklagenswaardige leeftijd.
Een (bijna) rijp lichaam, maar geestelijk nog volstrekt ontoerekeningsvatbaar.
Er moest een medicijn tegen worden uitgevonden,
net als tegen godsdienst.
(Kees Klok, Idioten
ontloop je nergens, blz. 195)
Public
relations
Een belangrijke firma zoekt een Nederlands woord voor
het Engelse 'public relations'.
In het Nederlands hebben we het over 'goede betrekkingen'.
(Dr. Marc Galle,
Voor wie haar soms geweld aandoet, deel 2, blz. 76)
Publiek
Jammer dat het publiek geen hart heeft.
Ik zou het gaarne breken.
(Jacob Israël
de Haan, Besliste volzinnen, blz. 28)
Publieke
opinie
"In vel gevallen staat het woord publieke opinie
gelijk aan het woord pers.
Dat noem je valsheid in geschrifte.
Het aan- en oproepen van de publieke opinie door de pers als bondgenoot,
is meestal een uitdrukking van de opgewonden concurrentie tussen
persorganen.
Het is goed daarvan niet in opwinding te geraken.
(Bram Peper,
burgemeester van Rotterdam, Trouw, 24-12-97,
Bezwaren tegen den geest der eeuw)
Pyjama's
Je staat er nooit bij stil dat een aantal van al die
pyjama's,
nachtponnenen en kinderhansopjes voorbestemd is als doodshemd
te dienen,
ze liggen daar in de glimmende etalages
en niemand weet dat het doodshemden zijn.
(Inez van Dullemen, Vroeger
is dood, blz. 6)
Pyromanie
Is pyromanie besmettelijk?
Laatst stak er één de hele buurt aan.
(Wim Meyles,
Spelen met woorden, blz. 59)